Vandaag is mij iets overkomen, wat echt zeldzaam is. Hoewel een nieuwe opdracht welkom is en de coachvraag die de gesprekspartner voorlegt me zeker aanspreekt, heb ik de opdracht niet aangenomen. Eigenlijk sta ik nogal van mezelf te kijken. Na een uitgebreid telefoongesprek, waarin mijn enthousiasme en nieuwsgierigheid steeds meer verdwenen en plaatst maakten voor een gevoel van onbehagen, zat ik wat vertwijfeld op mijn bank en vroeg me af wat er was gebeurd. Wat was ‘t dat me ergens in het gesprek had doen besluiten om niet in te gaan op deze klantvraag?
Inhoudelijk waren er een paar aanknopingspunten, maar ik realiseerde me dat er nog veel meer gebeurd was op procesniveau. Intonatie, woordkeus, dat wat niet gezegd werd, dat waar een strik omheen zat, dat waar tactisch omheen gedraaid werd. Het werd mij duidelijk dat ik hier niet te maken had met iemand die een coach zocht als gesprekspartner om erachter te komen wat zich aan hem zo moeilijk liet zien, maar met een poppenspeler, die de zoveelste trekpop zocht om zijn kunstjes mee te vertonen.
Terugdenkend aan het gesprek komt een gevoel van vermoeidheid boven; misschien wel als reactie op de energieke manier waarop deze man bezig was zijn missie te laten slagen. En ik voel trots, want ik weet hoe makkelijk ik getriggerd ben om te geloven dat ik in staat ben als coach dit patroon niet alleen te doorzien, maar ook te doorbreken. Dit keer pas ik. Ik ga het gevecht niet aan.
Met dit gesprek en mijn reactie erop, ben ik als mens, maar ook als professional een hoop wijzer geworden. Ik ben deze man dankbaar voor een bijzondere leerervaring. Ik weet nu namelijk ook beter wat het betekent als ik ‘ja’ tegen een opdracht zeg.